Oud vlees, beschimmelde tomaten, groen geworden kippenbouten… Bijna iedereen heeft wel eens een product gekocht dat hij nog dezelfde dag in de vuilnisbak moest gooien. Soms gebeurt dit door een ongelukkig toeval, maar het komt ook voor dat bedorven groenten of groen geworden vlees opzettelijk aan ons worden verkocht. Ervaren verkopers kennen veel verhalen over hoe bederfelijke producten worden “opgefrisst” en zonder scrupules aan klanten worden verkocht. Anna, een verkoopster met jarenlange ervaring in een vleeswinkel, vertelde over deze praktijken aan “Fakt”. Ze gaf ook advies over welk vlees je absoluut niet moet kopen.
Anna kwam vroeg naar de supermarkt, toen de vitrines nog glommen van de ochtendschoonmaak en de gekoelde bakken nog niet waren opgewarmd onder de lampen. Ze gaat altijd eerst naar de vleesafdeling, zodat ze minder kans loopt een product te kopen dat al de hele dag in de vitrine ligt.
Ze blijft niet lang bij de vitrine staan, maar kijkt wel aandachtig. Het vlees moet er natuurlijk vochtig uitzien, zonder de glans van een kleverige film, alsof het net is gesneden. Het sap moet helder zijn, niet troebel. De kleur moet rustig en egaal zijn, zonder donkere of grijze vlekken. Ze brengt de verpakking voorzichtig dichterbij: een lichte, zoetige vleesaroma is een goed teken; een zure, bedorven geur is een reden om het product terug te leggen. Ze vermijdt marinade: die kan problemen verbergen in plaats van oplossen.
Als de houdbaarheidsdatum bijna verstreken is, laat Anna zich niet misleiden door rode prijskaartjes. Ze laat de te ‘voordelige’ gezinsverpakkingen achter voor mensen die voorraad inslaan en kiest zelf een kleiner, maar verser stuk. Als ze twijfelt, vraagt ze een medewerker om een nieuw stuk af te snijden. Een vers afgesneden stuk spreekt voor zich: het oppervlak is glad, vochtig, maar niet glad, en de geur is zuiverder en frisser.
Soms, al bij de kassa, luistert Anna nog eens naar haar intuïtie. Als er iets niet klopt, brengt ze het product rustig terug: het is beter om een minuut te besteden aan het weigeren dan een avond aan teleurstelling. Thuis legt ze het vlees meteen in het koudste deel van de koelkast, zonder het op kamertemperatuur te laten liggen voor later. Wat ze diezelfde dag nog wil bereiden, haalt ze kort voor het koken uit de koelkast; de rest vriest ze in porties in, zodat ze niet alles in één keer hoeft te ontdooien.
Als ze, wat zelden voorkomt, een product tegenkomt met een verdachte geur of uiterlijk, twijfelt Anna niet. Ze maakt een foto van de verpakking, noteert de kassabon en de bewaarcondities en brengt het product terug naar de winkel. Als ze ziet dat het een structureel probleem is – bijvoorbeeld als er voor de zoveelste keer producten met beschadigde etiketten op het schap liggen – vult ze een klachtformulier in op de website van de winkelketen, met een foto en een beschrijving. Dat kost niet veel tijd, maar helpt wel om orde op zaken te stellen.
Zo worden Anna’s ochtendwandelingen stap voor stap een ritueel van rust. Ze jaagt niet op kortingen op bederfelijke producten en rekent niet op geluk. Ze kijkt, ruikt, vraagt en aarzelt niet om iets te weigeren. En elke keer komt ze thuis met iets dat haar aan de eettafel niet in de steek zal laten.