Droom je van pannenkoeken die zo dun en soepel zijn dat je ze met elke vulling kunt vullen zonder bang te zijn dat ze scheuren? Franse pannenkoeken zijn het geheim van een perfect ontbijt, dessert of tussendoortje – van zoete rolletjes met kaas tot hartige kroketten. Probeer ze eenmaal en je oude recept is verleden tijd.
Waarschijnlijk kent iedereen klassieke pannenkoeken – snel te bereiden, dikker en niet altijd even soepel. Maar toen ik Franse pannenkoeken ontdekte, voelde ik meteen het verschil. Ze zijn delicaat, dun en zacht en perfect om te vullen en te bakken. Het geheim is eenvoudig, maar essentieel: boter en de juiste verhouding vloeistoffen.
Franse pannenkoeken en traditionele pannenkoeken – het verschil zit niet alleen in de naam
Toen ik voor het eerst Franse crêpes proefde, wist ik meteen dat ze totaal anders waren dan degene die ik al jaren thuis bakte. Traditionele crêpes, zoals we die kennen uit de Poolse keuken, zijn vaak dikker, minder elastisch en vereisen wat gymnastiek om ze met vulling te vouwen. Bij Franse pannenkoeken gaat het om dunheid en lichtheid – daardoor kunnen ze perfect worden opgerold of tot kroketten worden gevormd.
Het verschil begint al bij de ingrediënten. In Franse pannenkoeken is boter essentieel, die mag nooit ontbreken – het geeft het deeg een unieke elasticiteit en smaak. Bovendien worden in het recept zowel melk als bruisend water gebruikt, waardoor het deeg licht wordt en er niet veel vet nodig is om het te bakken. In traditionele pannenkoeken worden meestal alleen melk en eieren gebruikt, waardoor het resultaat zwaarder en minder elastisch is.
Franse pannenkoeken zijn veel beter geschikt voor verschillende soorten vullingen – van zoete kaas en fruit tot spinazie en vlees. Door hun dunne maar elastische structuur scheurt de vulling het deeg niet en kun je tegelijkertijd genieten van de volle smaak. Daarom ben ik, toen ik eenmaal zulke pannenkoeken had gemaakt, nooit meer teruggegaan naar het oude recept.
Recept voor Franse pannenkoeken
Het bakken van Franse pannenkoeken is geen rocket science, maar er is één geheim dat ik nooit over het hoofd zie: boter. Als ik de juiste hoeveelheid gebruik, wordt het deeg elastisch en heel dun, perfect om te vullen.
Ingrediënten:
- 1 volle kop tarwebloem, bij voorkeur van lage maling,
- 3 eieren,
- 2/3 kop melk,
- 1 kop bruisend water,
- 5 eetlepels gesmolten boter,
- een snufje zout,
- optioneel een theelepel poedersuiker.
Bereiding:
- Zeef de bloem in een kom en meng deze met zout en suiker, indien u dat gebruikt. Dit is belangrijk, omdat gezeefde bloem de pannenkoeken een gladde, fluweelzachte structuur geeft.
- Voeg de gekoelde melk en het water toe aan de bloem en klop de eieren erdoor. Mix met een mixer op hoge snelheid en voeg geleidelijk de gesmolten boter toe. Het mengsel moet volledig glad zijn, zonder klontjes.
- Verhit een koekenpan en vet deze licht in met boter. Als de pan heet is, schep je porties beslag in de pan en verdeel je deze gelijkmatig over het hele oppervlak.
- Bak de pannenkoeken goudbruin. Omdat ze zo dun zijn, is het vaak voldoende om ze aan één kant te bakken, maar als je wilt, kun je ze voorzichtig omdraaien.
Mijn ervaring leert dat deze pannenkoeken zowel zoet, met kaas en fruit, als hartig – bijvoorbeeld met spinazie, kip of champignons – het lekkerst smaken. Ze zijn zelfs ideaal voor kroketten, omdat ze niet scheuren bij het rollen en hun perfecte structuur behouden tijdens het bakken.